woensdag 5 oktober 2016

PRAKTIJKOPLEIDING


Naar aanleiding van sommige reacties op mijn As? Best! Stukje van een paar weken geleden moest ik ineens denken aan al die andere gevaren waaraan wij blootgesteld zijn in die tijd. En natuurlijk over hoe laconiek wij daar mee omgingen. 

Wij hadden thuis echt niet van die plastic doppies op onze (bakelieten) stopcontacten. Sterker nog, onze ouders vertelden ons gewoon: “daar moet je dus geen schroevendraaier in steken want dan krijg je een schok”. Uiteraard plantte dat meteen een idee in je hoofd voor als pa en ma even de deur uit moesten. Want..een schok. Wat is een schok? Snel. Op ontdekkingsreis. En dan natuurlijk ineens met zo’n alternatief kapsel zitten, en je realiseren waaróm je gewaarschuwd was. Tegenwoordig is de trend anders: het is zaak om kinderen zoveel mogelijk te beschermen tegen al die gemene dingen in de wereld, zodat je straks een hele generatie hebt die allemaal denken dat je van alles kunt doen zonder consequenties. 

Iets anders waar ik ook aan moest denken was de meest algemene frisdrank uit de 60’er jaren: Exota. Exota (nu nog steeds verkrijgbaar in Surinaamse winkels onder de merknaam Fernandes), was een merk frisdrank dat geleverd werd in witte glazen beugelflessen van een liter en in de smaken wit, rood, oranje, bruin (cola), en groen (vies, want “Reine Claude”). Het koolzuurgehalte was erg hoog waardoor deze flessen met regelmaat explodeerden – en vooral als je ze in de zon liet staan. Tegenwoordig zou dit product binnen drie dagen van de markt worden gehaald met allerlei online- en kranten advertenties, maar destijds was het leveren van potentieel exploderende glazen flessen aan gezinnen met kleine kinderen blijkbaar geen echt probleem. Natuurlijk had iedereen ook veel meer kinderen - waarschijnlijk omdat je er zo af en toe wel een zou moeten opofferen aan de fabrikant van Exota. 

Op dezelfde wijze begrepen wij ook dat fabrikanten van voedsel in blik er scherpe randjes aan maakten zodat ook meneer Leukoplast volgend jaar nog omzet kan draaien. Rennen op straat werd aangemoedigd, waarschijnlijk om dezelfde reden, en ook omdat je dan zo af en toe zo’n gemene jodiumvlek (Dep! Au! Dep! Au!) op je knie had. 

Zandbakken stonden overal, dat wisten de buurtkatten ook. Zo was het elke dag weer schatgraven. En: een goeie schommel had altijd roest, en kettingen waar je haar tussen kon komen als je toevallig een meisje was. Die schommel stond ook altijd gewoon op stoeptegels in verband met het veroorzaken van indrukwekkende hoofdwonden waarvoor de dokter dan krammen aanbracht (hechtingen? Dat was voor watjes). Je telde bij mij op de lagere school eigenlijk pas écht mee als je al eens een “gat in je hoofd” had gehad MET krammen en bijbehorend groot rafelig wit verband.

Omdat wij in vergelijking met he¬dendaagse kinderen een praktijk- in plaats van een theorie-opleiding genoten, zijn wij veel minder snel geschokt door al die dingen die ver¬keerd kunnen zijn, of slecht voor je, of (soms) pijnlijk. Maar: volgens mij hadden we wél veel meer lol.